De Zevensprong - Tonke Dragt

Frans van der Steg is de meester van de vijfde klas. Hij verteld zijn leerlingen avonturen die hij zogenaamd zelf heeft beleefd. De kinderen geloven er geen woord van, maar ze luisteren vol spanning.

Op een dag kan Frans niets verzinnen. Daarom zegt hij dat hij wacht op een brief met een opdracht. En ’s avonds, met een bliksemflits en een donderdag, komt die brief binnenwaaien!

Is dit een grap van de kinderen?


Wat een weer! dacht Frans van der Steg, toen hij naar huis fietste. De hele vakantie is het niet zo warm geweest. Eigenlijk had ik met de kinderen naar buiten moeten gaan, in plaats van boos op ze te zijn omdat ze niet goed werkten.

In het huis waar hij op kamers woonde zat zijn hospita in de serre met een grote pot thee.

‘Zo, ben je daar,’ begroette ze hem. ‘Je hebt zeker wel trek in een kopje.’

‘Nou en of, mevrouw Bakker,’ zei hij. ‘U weet wat een mens nodig heeft na een dag hard werken. Zal ik de tuinstoelen uit de schuur halen? Dan kunnen we buiten zitten.’

‘Ach nee, doe geen moeite,’ zei zijn hospita. ‘Dadelijk gaat het onweren en dan moeten we alles weer naar binnen brengen.’

Frans opende zijn mond om haar te vertellen dat er stralende zonneschijn was, maar toen hoorde hij donder rommelen in de verte, en hij zweeg.

‘Als het eenmaal gaat regenen,’ zei zijn hospita, ‘is het met de zomer gedaan.’

Frans keek naar buiten en zag dikke zwarte wolken optrekken naar de zon. Hij zuchtte.

‘Wil je een koekje, Frans?’ vroeg zijn hospita. Ze noemde hem bij zijn voornaam, wat hij best vond, want ze was oud genoeg om zijn moeder te zijn. Hij zei altijd netjes ‘mevrouw Bakker’ tegen haar, maar in gedachten noemde hij haar ‘tante Willemijn’. Hij wist haar voornaam en hij vond dat de titel ‘tante’ bij haar paste. Ze was blozend, gezet en kordaar en ze kookte verrukkelijk.

‘Ik ga vanavond weg,’ vertelde ze. ‘De buren hebben gevraagd of ik tv kom kijken. Er moet een mooi toneelstuk zijn. Jij kunt dus wel in de eetkamer werken, aan de grote tafel, als je veel paperassen hebt.’

‘Graag, dank u,’ zei Frans. Hij ging zitten, roerde in zijn thee en zuchtte weer. ‘Ik heb nog negentien opstellen na te kijken,’ voegde hij erbij, ‘en vijfentwintig dictees. Bovendien met ik mijn huiswerk nog maken voor morgen.’

‘Dat is de grootste waanzin die ik ooit heb gehoord! Schoolmeester behoren huiswerk op te geven, niet te maken.’

‘Ik wil hogerop komen,’ zei Frans, ‘en dus studeer ik vlijtig voor een extra akte.’

Zijn hospita keek hem afkeurend aan. ‘Wees toch tevreden met de plaats die je hebt! Mijn zoon wilde ook hogerop komen en waar heeft hem dat gebracht? Helemaal op het andere halfrond! Nou zit hij in Australië, mijn enige jongen en alles wat ik heb.’

‘Maar hij schrijft u heel veel brieven,’ sprak Frans opbeurend, ‘en hij stuurt u foto’s van uw kleinkinderen.’

‘Dat is waar,’ zie ze. ‘Ik verwacht er vandaag een. Ach, iets is altijd beter dan niets. De postbode is laat vandaag.’

‘Ik verwacht ook een brief,’ zie Frans lachend. ‘Een heel gewichtige nog wel; zo heb ik het verzonnen.’

‘Heb je weer iets verzonnen? Ik heb gehoord dat je de kinderen het hoofd op hol brengt met de krankzinnigste verhalen. Pas maar op dat de rollen niet worden omgedraaid. Wil je nog een kopje thee? Kijk eens hoe de lucht betrekt! Ik ben blij dat ik vanavond alleen maar naar hiernaast hoef; we krijgen vast een verschrikkelijke bui.’


Mevrouw Willemijn Bakker kreeg gelijk: ’s avonds, na het eten, kletterde de regen tegen de ruiten. Frans zat aan de grote tafel, met al zijn paperassen uitgespreid op het rood pluchen kleed. Het waaide zo hard, dat de gordijnen bewogen, hoewel de ramen dicht waren. Overal in huis kraakte het, en soms leek het alsof iemand in de gang liep te zuchten en te steunen. Dat was natuurlijk niet zo; Frans was alleen thuis. Hij probeerde zijn aandacht bij zijn werk te bepalen, maar na een poosje stond hij op. Hij schoof een gordijn opzij en keek naar buiten. Een bliksemflits verblindde hem even en een ogenblik later dreunde er een geweldige donderslag.

Als dat maar nergens is ingeslagen, dacht hij.

Meteen daarna klonken er andere geluiden – ramen rammelden, deuren klapperden en sprongen open.

‘Wat is dat nou!’ zei Frans, en hij snelde de gang in. Een windvlaag kwam hem tegemoet; de voordeur was opengewaaid. De koperen lantaarn in de hal zwaaide heen en weer en grillige schaduwen dansten op de muren. Regen striemde in Frans’ gezicht terwijl hij de deur met enige moeite dichtdeed. Toen pas zag hij dat er een brief op de mat lag. Hij raapte die op; de envelop was vochtig en de letters erop waren gevlekt. Toch las hij er duidelijk zijn eigen naam en adres uit.

‘Nou, nou,’ zei hij tot zichtzelf. ‘Hier wordt mijn fantasie tot werkelijkheid – een brief voor mij, en dan nog wel zomaar naar binnen geblazen.’

Hij keek of de andere deuren en ramen goed gesloten waren, ging toen de kamer weer binnen en sneed, aan de grote tafel gezeten, de envelop open. Hij las de inhoud en bleef er een tijdje verwonderd naar staren. In een krachtig handschrift stond er het volgende.


Dinsdag, 22 september


Zeer geachte mijnheer Van der Steg,


Naar aanleiding van uw schrijven van de achttiende dezer zou ik gaarne een onderhoud met u hebben. Daar ik tamelijk afgelegen woon, zal ik mijn wagen sturen om u bij mij te brengen, op vrijdag 25 september a.s. om half acht (n.m.) precies.


Met de meeste hoogachting,

….


De ondertekening was onleesbaar; Frans kon alleen duidelijk twee grote G’s onderscheiden, met achter elk een r. Gr… Gr…



Wil graag meer lezen van dit onvergetelijke avontuur? Dan kan je het hier aanschaffen.
Ook De Brief voor de Koning is zeker een aanrader.


Opdracht fragment: 


Vind een mysterieuze plaats uit De Zevensprong!






a. Kamer van het huis waarin Frans aan de slag was
b. Maand waarin het fragment zich afspeelt
c. Achternaam van de huisjuffrouw
d. Ander woord voor veel papieren bij elkaar
e. Frans had nog negentien ... na te kijken
f. In gedachten noemde Frans haar 'tante ...'
g. Papieren zakje om brieven en kaarten in te versturen
h. Eigenares van het huis waar je een kamer huurt
i. Waar gingen de buren naar kijken?
j. Het lag zomaar op de mat
k. Voornaam van onze held






Een reactie posten

0 Reacties